- In het jaar een duizend acht honderd zeven en dertig, den vijfden der maand November, zijn voor ons, Arnoldus Gijsing, Burgemeester, als Ambtenaar van den Burgerlijken Staat der Stad Delfshaven, Kanton van Delft, Provincie Zuid-Holland, gecompareerd PIETER VAN BAARLEN, jongman, oud vijf en twintig jaren, geboren en wonende alhier, van beroep brandersknecht, meerderjarige zoon van Pieter van Baarlen, overleden blijkens doodcedulle door ons Burgemeester op den twintigsten October dezes jaars geteekend en afgegeven en van Margaretha Pieternella Errington, particuliere, wonende binnen deze gemeente, alhier tegenwoordig en haar toestemming gevende, tot den Dienst der Nationale Militie nog niet opgeroepen zoals blijkens Certificaat van Zijne Excellentie den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-Holland van dato den vierden November laatsleden,
En
MARIA VAN DER GOES, jongedochter, oud vier en twintig jaren, geboren te Hillegersberg en wonende alhier, van beroep dienstbode, meerderjarige dochter van Dirk van der Goes, arbeider, wonende te Terbreggen, alhier tegenwoordig en zijne toestemming gevenede, en van Jannetje Bouwman, overleden blijkens doodcedulle op den achttienden October laatstleden door den Burgemeester der gemeente Hillegersberg geteekend en afgegeven, Dewelken ons verzocht hebben tot de voltrekking van hun huwelijk Opver te gaan; waarvan de proclamatiën, overeenkomstig der Wet, Hebben plaatsgevonden op den twee en twintigsten en den negen en twintigsten October van dezer jare voor het Raadhuis dezer Gemeente.
Geen verhindering tegen het gemelde huwelijk ter onzer kennisse gebragt zijnde, hebben wij aan hun verzoek voldoende, na voorlezing van de vorengemelde stukken, alsmede van het zesde hoofdstuk van den titel van het Burgerlijk Wetboek, tot opschrift hebben van het huwelijk, elk der aanstaande Echtgenooten afgevraagd, of zij elkander
voor Man en Vrouw wilden erkennen, ieder van hen toestemmend hebbende geantwoord, verklaren Wij in Naam der Wet, dat PIETER VAN BAARLEN en MARIA VAN DER GOES door den echt zijn verbonden, waarvan Wij deze Acte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Jacob van Kesteren, oud negen en twintig jaren, brandersknecht, Pieter van Elswijk, oud twee en twintig jaren, molenaarsknecht, Dirk van Kesteren, oud negen en dertig jaren, arbeider, en Dirk Twigt, oud zeven en twintig jaren, scheepmakersknecht, allen wonende te Delfshaven. En is na gedane voorlezing door de getuigen en nevens Ons onderteekend, hebbende de comparanten verklaard niet te kunnen schrijven.
|