Aantekeningen |
- Begraven: Grafkelder aanwezig in de Grote Kerk van Schiedam
Cornelis Harmensz. wordt in 1688, ten tijde van zijn tweede huwelijk, vermeld als molenmaker te Wijde Wormer. Hij was daar waarschijnlijk tijdelijk gevestigd in verband met de bouw van een of meer molens. In een recente inventarisatie van het Noordhollandse molenbezit wordt melding gemaakt van een zeventiende-eeuwse poldermolen van de polder de Wijde Wormer, de bovenmolen van een viergang, aan de Wijde Wormerring tussen Jisp en Neck. Op 12 april 1689 werd de molenmaker Cornelis Harmensz. poorter van Amsterdam, waarbij zijn schoonvader als getuige vermeld wordt.
Op 7 oktober 1690 werd Cornelis Harmensz. aangesteld als stadstimmerman te Schiedam 10 en op 6 november 1690 legde hij in handen van burgerneesteren de voorgeschreven eed af. Van 1694 af wordt hij ook vermeld als stadsarchitect. De stadstimmerwerf aan de Korte Haven (thans no. 135) is de enige Schiedamse schepping van zijn hand, die bewaard gebleven is. In 1694 kreeg hij als dienstwoning de getijdemolen aan de Westvest, bij de Vlaardinger poort (die als volmolen voor de lakenbereiding dienst gedaan had); in dat jaar werd tevens de molen omgebouwd tot koren- of moutmolen en werd hij belast met de directie daarvan (dit is begrijpelijk, gezien zijn ervaring als molenmaker). De molen werd in 1723 wegens onrentabiliteit gesloten, terwijl de lege ruimten in 1730 bij de woning van de stadsarchitect getrokken werden. In 1706 werd hij tevens belast met de directie van de tot koren- or moutmolen omgebouwde volmolen aan de Vlaardingerstraat. In 1724 verzocht hij om te worden ontslagen en om in zijn plaats zijn z
Cornelis Harmensz. kreeg als stadstimmerman en stadsarchitect een vast salaris, een huurvrije woning en vrijstelling van stedelijke belastingen en schutterij. Gegevens over zijn vaste salaris zijn niet bekend; hij kreeg een bepaald bedrag per ondergeschikte arbeider en per verrichte handeling. Daarnaast had hij een aantal nevenfuncties: hij kreeg 1/4 van de jaarlijkse winst (tot maximum van 400 gulden) van de stads-watermolen, en vervolgens 110 gulden, later 1/4 van de jaarlijkse winst van de stads-volmolen. Cornelis van Bol'es en zijn derde echtgenote Grietje Ariens bezaten de helft van de in 1709 gebouwde wipkorenmolen of beukmolen aan de Noordvest; zij verkochten deze helft op 12 december 1716. Later bezaten zij 2/26 part in de, in 1727 gebouwde, korenwindmolen De Hoop aan de Lange Nieuwstraat. Na zijn ontslag als stadsarchitect wordt Cornelis Harmensz. van Bol'es vermeld als korenwijnbrander en ook wel als koopman. In 1733 is sprake van huis, erf en branderij (met twee ruwketels en een distilleerk
Cornelis Harmensz. en zijn tweede echtgenote Annetje Barents maakten op 18 december 1694 te Schiedam, ten overstaan van notaris Maerten Kouwenhoven, een testament waarvan de minuut niet bewaard gebleven is. Op 13 juni 1699, ongeveer twee weken voor het derde huwelijk, werden ten overstaan van notaris Adriaen Gagius te Schiedam de huwelijkse voorwaarden van Cornelis van Bol'es en Grietje Ariens van Krimpen opgemaakt. In de loop van hun huwelijk brachten Cornelis van Bol'es en Grietje Ariens van Krimpen, door codicillen en nieuwe testamenten, nog herhaaldelijk aanvullingen en wijzigingen aan in hun laatste beschikking. Uit al deze akten blijkt dat Grietje Ariens vooral bezorgd was voor het aandeel en de toekomst van zichzelf en haar eigen kinderen. Zo werd bepaald dat het erfdeel, wat de kinderen uit het tweede huwelijk hadden ontvangen uit de nalatenschap van hun moeder, zou worden afgetrokken van datgene wat Cornelis ten huwelijk had aangebracht. Het rendement van het aandeel in de molen (eerst de beu
Bron: Dr. L. van der Hammen: "Het Schiedamse geslacht van Bol'es" in De Nederlandsche Leeuw, Jaargang CVIII, nr. 4-5.
|