- Op 23-04-1838 liet Simon Rijnbende, koopman, brander en distillateur, een procuratie (een volmacht om namens een ander op te treden), opstellen door notaris Thomas Bartholomeus Johannes Bremmer. Deze procuratie was ten behoeve van zijn zoon Albertus Gerardus Rijnbende en bij diens afwezigheid ten gunste van zijn zoon Margarethus Rijnbende. (N.N.A. 32A, nr 515, notarisnr. 91, GA Schiedam.
Op 15-05-1838 liet Simon wederom een procuratie door notaris Bremmer opstellen:
“De heer Simon Rijnbende, Brander en Distillateur, onder de firma van Rijnbende en Compagnie, over het afgelopen dienstjaar gepalenteerd bij akte van de Regering dezer Stad in dato den veertienden november achttienhonderd zevenendertig, nommer 721, wonende de Heer Comparant binnen deze Stad.
En verklaarde de heer Comparant bij deze te constitueren en mogelijk te maken zijnen Zoon, de Heer Margarethus Rijnbende, particulier, insgelijks binnen deze Stad woonachtig,
Om gedurende den tijd van tien jaren te rekenen van heden af, bij afwezigheid of indispositie van hem, Heer Comparant, hem Heer Comparant te representeeren in al de mercantiele betrekkingen en handelingen van gezegde zijne firma waar te nemen en te verrigten, alles in voege en maniere en met zoodanige uitgebreide magt en verbintenis, als aan hem Heer Comparant is gedefecteerd bij het contract van Compagnieschap van dezelve firma, den achtentwintigste februari achttienhonderd vierendertig voor mij notaris en getuigen gepasseerd, behoorlijk geregistreerd.”
(N.N.A. 32A, nr 731, notarisnr.121, GA Schiedam).
Enkele dagen later lieten Simon en Maria Jacoba bij dezelfde notaris een testament maken.
“Ik herroep en vernietig alle Testamenten door mij voor het tegenwoordige gemaakt.....”.
Hij stelde zijn tegenwoordige echtgenote, Vrouwe Maria Jacoba van Lutsenburg, tot mede erfgenaam van zijn na te laten goederen.
“....voor zoodanig gedeelte als die geen mijner kinderen welke het minste aandeel in mijne nalatenschap genieten zal. Voorst is mijne ....... wil en begeeste eerstelijk dat aangezien mijne getrouwde kinderen uit mijn vorig en tegenwoordig huwelijk geboren bij het aangaan van dezelver huwelijk uit onzen gemeenschappelijken boedel hebben genoten, te weten mijn oudste zoon uit mijn vorig huwelijk met wijlen Vrouwe Willemina van Bol'es, genaamd geweest Johannes Cornelis Rijnbende en als Majoor der Artillerie en Oostindien overleden, vijftienhonderd gulden, en de anderen ieder drieduizend gulden, zoo begeer ik dat die gelden door hun en onzen gemeenschappelijken boedel zullen worden ingebragt of op dezelver erfdeel in mijn nalatenschap worden verrekend, teneinde daardoor eene gelijke verdeling in des gemeenschappelijken boedels met mijne echtgenoote, en voor mijne nalatenschap......”.
Daarna volgden nog twee uitvoerig beschreven punten in zijn testament. Tenslotte benoemd hij zijn echtgenote, zijn zwager Cornelis Adrianus van Bol'es en zijn zoon Albertus Gerard tot executeurs, of bij ontstentenis of bedanken van een hunner zijn zoon Margarethus Rijnbende. Het echtpaar woonde toen aan de Plantage, wijk B nr 119 te Schiedam. Een zelfde strekking had het testament van Maria Jacoba van Lutsenburg. (N.N.A. 32A, nr 699 en 703, notarisnr 115 en 116, GA Schiedam).
In het jaarboekje van Schiedam 1846 vinden we dat Schiedam 12360 zielen bezat, dat de burgemeester van Schiedam S.Rijnbende was, dat een van de leden van de Raad van Schiedam S.Rijnbende was, dat een van de leden van het Kiescollege S.Rijnbende was en dat een van de leden van de Commissie tot het afgeven van certificaten voor de Nationale Militie eveneens S.Rijnbende was.
|